Een nachtmerrie, een heel enge droom waaruit je, meestal met een schok, ontwaakt. Soms badend in het zweet, soms roepend en schreeuwend. Een enkele keer haalt een ander je eruit.
Jaren terug had ik ook een nachtmerrie. ’s Nachts. Ik werd wakker van mijn eigen geschreeuw. Vreemd genoeg hoorde ik de buurjongen, enkele huizen verderop ook schreeuwen. Het leek wel of hij dezelfde nachtmerrie had, of dat hij door mijn geschreeuw bang geworden was en ook gillend wakker werd. Best wel een enge belevenis. Ik heb mijn buurjongen nog nooit (echt) gesproken en hem uiteraard nooit naar zijn enge droom gevraagd.
Nachtmerries en enge dromen liggen vaak dicht tegen elkaar aan. Een enge droom kan als een gewone droom worden ervaren als je deze maar lang genoeg droomt. Een enge droom kan ook als gewone werkelijkheid worden aanvaard. Het is nu eenmaal zo. Mensen herkennen een enge droom ook niet meer. En als de enge droom dan toch een nachtmerrie is geworden, is er mogelijk niemand meer die jou er uit laat ontwaken. Hopelijk kan je dat zelf dan nog. Dan is de nachtmerrie nog geen realiteit geworden.
Nachtmerrie in wording(?)
Een kleine 90 jaar geleden had ook niemand het door dat er een nachtmerrie gaande was, toen er duizenden mensen voor de ‘Reichsdag’ in Berlijn stonden te zwaaien, naar een klein mannetje met een snorretje. Die riep de mooist dingen naar zijn toehoorders.
Het liep allemaal anders.
Recent, een paar maanden geleden. Honderden mensen op een plein in Amsterdam. Een donker mannetje sloeg allemaal kwetsende en haat opruiende taal uit. Het mocht allemaal, want het was ‘woordkunst’. Zelf de hoogste in rang van de stad had even haar ambtsketting afgedaan en een button opgespeld. Ze stond gewoon tussen de menigte. Niets aan de hand.
Er moet een droom worden geschapen. Een niet goed te definiëren enge droom. Nee (net) geen nachtmerrie. Van nachtmerries gaan mensen schreeuwen en worden zichtbaar bang en opstandig.
Mensen moeten continu een beetje bang zijn. Zodat ze het zelf niet meer merken.
Veiligheid
Bange mensen doen alles wat hen gezegd wordt.
Een methode om mensen bang te maken is om te schermen met ‘veiligheid’. Als je doet wat wij zeggen, dan ben je veilig.
Het begon al heel subtiel in het verkeer, eind jaren 70 van de vorige eeuw. De autogordel werd rustig aan ingevoerd in de auto’s.
Dit was veiliger want als er een keer een botsing was tussen twee auto’s, dan vielen er minder doden.
Er zit wat in. Alleen er is nooit onderzoek naar gedaan want er was geen enkel vergelijk. We namen allen aan dat het zo was.
De verkeersdoden namen nog wel toe maar dat kwam natuurlijk omdat er veel meer auto’s op de weg kwamen. En er was een onuitputtelijke bron van inkomsten voor de staat aangeboord. Voor onze veiligheid uiteraard. Nagenoeg alle auto’s hebben nu standaard autogordels op alle zitplaatsen. Je mag al niet meer zonder autogordel in de auto rijden. Vandaag de dag zitten figuren in witte auto’s (met van die onduidelijke rood/oranje/blauwe bestikkering erop) iedereen te bekijken of de gordel wel om zit. (Zelf zitten ze nog wel eens zonder). Voor onze eigen veiligheid uiteraard.
Nog eentje
Nog zo eentje in het verkeer, voor onze eigen veiligheid: het derde remlicht.
Vroeger, in de jaren 70 hadden auto’s hele kleine achterlichtjes en aparte kleine remlichtjes. Ok… je moest wel wat afstand houden om die lampjes te zien.
Nee het moet allemaal groter en feller. Er moest een hoog geplaatst remlicht komen. Voor onze veiligheid uiteraard.
Het is nu ook minder belangrijk om afstand te houden want het hooggeplaatste remlicht is goed te zien.
We zijn het in een paar jaar tijd gewend geraakt en het valt niet meer op. Het valt zo slecht op dat de remlichten nu extreem fel moeten worden.
En de achterlichten moeten het liefst de gehele achterkant verlichten. Voor uw en mijn veiligheid uiteraard.
Lampen overdag
Ik ben nu lekker bezig, dus nog maar eentje. Weer in het verkeer want het verkeer is heel, heel erg gevaarlijk. De auto’s zijn allemaal veiliger geworden.(bijna) allemaal vijf sterren bij de botsproeven. De auto is een heus veiligheidsfort geworden.
Maar de auto in nogal slecht te zien. Het werd een sport om maar met mistlampen aan te gaan rijden. ‘Dan ben ik tenminste goed te zien’. Ze worden nu standaard aan de voorzijde van de auto gemonteerd. Het was niet genoeg. Het was niet veilig genoeg. Nee, het is veel veiliger als iedereen met zijn lichten aan gaat rijden. Dan zijn de lampen beter te zien. En dan, uiteraard weer voor onze veiligheid, moeten er maar, verplicht op elke nieuwe auto, speciale verblinders aan de voorzijde schijnen. Het liefst feller dan de zon, want anders helpen ze niet meer.
Fantastisch toch, het wordt almaar veiliger rondom de auto.
Een nachtmerrie voor onze ogen
Fijn al die felle lichten. Dag en nacht. Fijn voor onze ogen.
Onze ogen zijn heel gevoelige instrumenten, die voor de meesten van ons van levensbelang zijn.
In een natuurlijke omgeving kunnen de ogen snel schakelen tussen licht en donker. Echter, van extreem fel naar aarden donker, heeft het oog een paar seconde tot zelfs enkele minuten nodig. Overdag, met zonlicht heeft het oog zich ingesteld op dit licht. Het lichaam helpt er aan mee doordat het hoofd van de zon wordt afgekeerd. Dit gaat automatisch. Nu zijn er overdag duizenden kleine zonnen die heel laag bij de grond schijnen. Ze zijn overal en altijd aanwezig. Op kilometers afstand zijn ze al te zien. De vele lichten geven onrust in het lichaam.
Iedereen wordt gewild en ongewild constant geattendeerd op heel misschien mogelijk gevaar. Dag en nacht.
Het lichaam en de geest proberen continu die zonnen en dit mogelijke gevaar te negeren. Meer stress, meer (onbewuste) ergernis. Heel ongezond.
En… niet echt handig. Mogelijk levensgevaarlijk zelf!
Duikt er al stiekem een kleine nachtmerrie op?
Ach, het is eigenlijk helemaal geen probleem want tegenwoordig hebben alle auto’s getint glas. (Mag dat nog geschreven worden?)
En anders zet je toch gewoon een zonnebril op. Ja dat kan. Alleen… dat maakt het alleen maar erger. Er is hier ook al een keer over geschreven. Met het dragen van een zonnebril wordt het lichaam opgedragen om te stoppen met enkele processen. De aanmaak van vitamine D en, nog veel belangrijker, het voeden van de pijnappelklier.
Dit erwt-grote kliertje wordt aangeduid als de zetel van de ziel.
Toen we nog kinderen waren, van globaal onder de 7 jaar, was de pijnappelklier in verhouding groot. Kinderen tot ongeveer deze leeftijd hadden veel fantasie en inbeeldingsvermogen. In de loop der jaren is deze klier steeds meer verschrompeld. Er is steeds minder plaats voor onze ziel.
We luisteren meestal niet meer naar onze intuïtie. De ziel kan ons niet meer waarschuwen via bijvoorbeeld een nachtmerrie.
Onze ziel lijkt geen ruimte meer te hebben in ons leven.
Wel handig als wij in een enge droom gehouden moeten worden en we weten het niet meer.
Droom of realiteit
Velen van ons zien de enge droom echter steeds meer realiteit worden. Deze realiteit stevent aan op een heuse nachtmerrie.
Kunnen we onze ziel nog laten spreken? Kunnen en durven we nog te negeren wat een anonieme andere ons dwingend adviseert?
Durven we nog ons gezond verstand te gebruiken, ook al is dat tegen alle ‘regels’ en ‘wetten’ in?